Van Ooijen: ‘Kamer beslist zelf over toelaten tabakslobby’
dinsdag 23 april 2024
Terwijl een internationaal verdrag als het Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging van de WHO geldig is voor alle staatsorganen, stelt staatssecretaris Van Ooijen in antwoord op Kamervragen dat de Tweede Kamer zelf kan beslissen over de omgang met tabakslobbyisten.
Door de webredactie
In antwoord op Kamervragen van Daniëlle Jansen (NSC) en Harmen Krul (CDA) naar aanleiding van een geplande lobbybijeenkomst over tabaksontmoediging van Business Sweden, schrijft staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS, CU) dat hij geen voorstander van het evenement was en dat hij contact heeft opgenomen met de Zweedse ambassade.
Eind maart had de Zweedse exportpromotor Business Sweden, waarin de Zweedse overheid en het bedrijfsleven samenwerken, een middag gepland in Nieuwspoort over het ‘Zweedse succesverhaal’ in de aanpak van tabaksontmoediging. Daar zouden verschillende pleitbezorgers van het toelaten van tabaksalternatieven als e-sigaretten, snus en nicotinezakjes aan het woord komen. Voor de bijeenkomst waren Nederlandse Kamerleden uitgenodigd.
Na berichtgeving hierover op TabakNee, stelden Jansen en Krul hierover Kamervragen. Zij wilden van de staatssecretaris weten of hij het ook onwenselijk vindt dat buitenlandse mogendheden invloed proberen uit te oefenen op het Nederlandse ontmoedigingsbeleid. Ze wilden ook weten of de bijeenkomst gericht op Tweede Kamerleden naar het oordeel van de staatssecretaris een inbreuk op artikel 5.3 van het Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO-FCTC) zou zijn. Dat artikel bepaalt dat de overheid bij het maken van tabaksontmoedigingsbeleid geen invloed van de tabaksindustrie mag toelaten.
‘Invloed lobby is onwenselijk’
De middag zelf bleek uiteindelijk, mede door de ophef erover, door niemand te zijn bezocht. Van Ooijen schrijft niettemin dat hij de zorgen van de Kamerleden over deze geplande bijeenkomst deelt en dat voor beïnvloeding door de tabaksindustrie in het Nederlandse tabaksontmoedigingsbeleid geen plaats is.
Toch meent Van Ooijen dat het aan Kamerleden zelf is om te bedenken of ze naar tabakslobbyisten willen luisteren. Hij schrijft: “Ik ben het met u eens dat het onwenselijk is dat er met deze boodschap, die haaks staat op het Nederlandse tabaksontmoedigingsbeleid, getracht wordt invloed uit te oefenen op Nederlandse parlementariërs. Tegelijkertijd heeft de Kamer, binnen de Nederlandse constitutionele verhoudingen, een eigen verantwoordelijkheid voor wat betreft contacten met de tabaksindustrie.”
Op de specifieke vraag of de bijeenkomst een inbreuk op artikel 5.3 van het Kaderverdrag betekende, herhaalt de staatssecretaris zijn standpunt, dat hij preciseert met de vaststelling: “Het Presidium van de Kamer heeft eerder te kennen gegeven dat de aanwijzingen van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport niet van toepassing zijn op de Kamer. Ik vertrouw erop dat Kamerleden elkaar aanspreken wanneer sprake is van contact met de tabaksindustrie.”
‘Verdrag geldt voor alle overheidsorganen’
In 2021 reageerde toenmalig advocaat van Rookpreventie Jeugd, Phon van den Biesen, in NRC op een vergeefse poging van Volt om artikel 5.3 bindend te verklaren voor de gehele Tweede Kamer. De motie van Volt was eigenlijk een open deur, betoogde Van den Biesen, omdat “álle overheidsorganen nu eenmaal aan de bepalingen van elk door Nederland geratificeerd verdrag gebonden zijn.” De Tweede Kamer is een van die overheidsorganen en bovendien, als wetgevend orgaan in dit verband niet de minst belangrijke. Juist hier, waar wetten worden gemaakt, geamendeerd en aangenomen of niet, is elke invloed van de brede tabaksindustrie onwenselijk en daarom volgens het verdrag niet toegestaan. Daar komt nog bij dat het parlement zelf met het verdrag heeft ingestemd.
Om hierover geen enkel misverstand te laten bestaan pleit Rookpreventie Jeugd al een aantal jaren voor het vastleggen van artikel 5.3 in een wet, waarvoor het bovendien een kant-en-klaar wetsvoorstel heeft liggen. Een andere mogelijkheid is om in navolging van het Franse parlement een gedragscode voor parlementariërs over de toepassing van FCTC artikel 5.3 vast te leggen. Maar op zijn minst is volgens Rookpreventie Jeugd een lobbyregister noodzakelijk, om in ieder geval inzichtelijk te krijgen welke lobbyisten contacten onderhouden met welke Kamerleden.
Zeer verslavend en schadelijk
In de beantwoording van de Kamervragen stelt Van Ooijen dat hij over de bijeenkomst contact heeft gehad met de Zweedse ambassade, die echter te kennen gaf dat het evenement door Business Sweden werd georganiseerd. Dat dit althans deels ook een Zweedse overheidsorganisatie is, blijft onvermeld.
Verder spreekt Van Ooijen zich ondubbelzinnig uit tegen het gebruik van snus en nicotinezakjes. Snus – tabak die onder de bovenlip wordt gestopt – is overal in de EU behalve in Zweden verboden. Nicotinezakjes zijn een variant die geen tabak bevat en inmiddels in Nederland ook verboden is.
Van Ooijen: “Snus en ook nicotinezakjes zijn zeer verslavend en schadelijk voor de gezondheid. Het gebruik van snus kan bijvoorbeeld mondkanker veroorzaken. Bovendien zijn deze producten met name aantrekkelijk voor jongeren, vanwege het onzichtbare gebruik onder de (boven)lip. Daarnaast is het risico op nicotineverslaving zowel bij snus als bij nicotinezakjes groot en dat maakt de stap naar het roken van sigaretten mogelijk kleiner.”
tags: nicotineverslaving | Zweden | tabakslobby | Tweede Kamer | kamervragen | staatssecretaris | FCTC-verdrag | snus