5: Alle goede voornemens ten spijt, de volkswijk paft gewoon door
Dossier: Laagopgeleiden en roken
dinsdag 24 december 2019
OPINIE
Het aantal rokers in de groep mensen met een ‘praktische opleiding en laag inkomen’, de zogenaamde lage SES-groep, is veel groter dan in de groep hoogopgeleiden. Veel lijkt er niet aan te doen. Dit is het vijfde deel van dossier Laagopgeleiden en roken.
Door Frits van Dam & Stella Braam
“Er zal altijd een groep van 20 tot 22 procent zijn die rookt, dat is een betonnen ondergrens. Ik zeg tegen bestuurders: ga nou uit van díé realiteit,” aldus Niek Jan van Kesteren, voormalig directeur van werkgeversorganisatie VNO-NCW in 2013 tegen Vrij Nederland. Tegenwoordig zit hij voor het CDA in de Eerste Kamer. Hij voegde er nog aan toe dat je daarom de industrie niet te veel moet pesten met antirookmaatregelen, omdat je toch nooit het aantal rokers volledig uit zal bannen. Over de tomeloze ellende waar het merendeel van de rokers en hun familie mee te maken krijgt, heeft deze mensenvriend het niet.
Onjuiste streefcijfers
Maar de capo di tutti capi van de (tabaks)lobby heeft wel een punt. Volgens de recentste gegevens rookt iets minder dan een kwart van de volwassen Nederlandse bevolking. Als het aan de beleidsmakers en ‘partijen uit het veld’ ligt zoals die dat opgetekend hebben in het Nationaal Preventieakkoord, moet het aantal rokers in 2040 gedaald zijn naar 5 procent.
Is er wel nagedacht over deze (streef)cijfers? Een onderzoek van het CBS laat namelijk zien dat het nogal wat uitmaakt wat je opleiding is, een gemiddelde zegt helemaal niets. Volgens de laatste gegevens varieert het aantal dagelijkse rokers van 22,8 procent bij laagopgeleiden tot 8,7 procent bij hoogopgeleiden. Ook bij jongeren zie je dit verband terug: vmbo-leerlingen in de eerste en tweede klas beginnen drie keer zo vaak met roken als hun leeftijdgenoten op het vwo.
Het is dus geen goed idee om antirookbeleid te baseren op het gemiddeld aantal rokers in de Nederlandse bevolking. Zo is het streven voor 2020 (minder dan 20 procent rokers) in het Preventieakkoord al lang en breed gehaald door de hoogopgeleiden.
Een ander voorbeeld: het aantal zwangere vrouwen dat rookt, moet in 2020 gedaald zijn van 9 procent naar minder dan 5 procent. Maar ook hier doet zich hetzelfde verschijnsel voor. Van de laagopgeleide vrouwen rookt 16 procent door tijdens de zwangerschap, van de hoger opgeleide zwangeren is dit 3 procent. Ook deze doelstelling van het Preventieakkoord is door hoogopgeleiden dus al gehaald. Sterker nog, in het Preventieakkoord is de ambitie dat in 2040 geen enkele zwangere meer rookt, maar dat is nu al bijna het geval bij hoogopgeleide zwangere vrouwen.
Betonnen ondergrens
Het is duidelijk dat de betonnen ondergrens, zo die al bestaat, vooral te vinden is bij de mensen met een lage sociaaleconomische status (SES). De onderzoeksliteratuur naar het effect van stoppen-met-rokeninterventies bij deze groep stemt buitengewoon mistroostig. Publiekscampagnes in Engeland tegen het roken in de jaren 70 en 80 hadden vooral succes bij hoger opgeleiden en veel minder bij lager opgeleiden.
Ook in Nederland kennen we zo’n voorbeeld: de invoering van de Tabakswet van 2002 ging gepaard met een forse daling in het roken onder jongeren van havo/vwo-niveau, maar leidde tot een veel bescheidener daling bij mavo/vmbo-leerlingen. Of zoals hoogleraar sociale epidemiologie Anton Kunst zegt: hulp bij stoppen met roken is toegesneden op hoogopgeleiden, die beter geïnformeerd zijn, beter voorbereid en hun mogelijkheden voor steun beter kunnen beoordelen.
De kwaliteit van de verwijzing en van de stopzorg zelf is nogal wisselend. Nederlanders met een lage SES-achtergrond vallen tussen de wal en het schip. In een artikel dat de lage SES-rookproblematiek mooi samenvat, ‘De volkswijk paft gewoon verder’ in De Limburger van 21 december jl., laat Joos Philippens zien hoe roken in die volkswijk de norm is en de neerwaartse trend qua roken daar absoluut niet opgaat. Integendeel, de tabaksverkoop loopt er beter dan ooit.
Pamperen
Daar waar andere landen, Australië voorop, keiharde maatregelen tegen roken hebben genomen en tabak peperduur en lastig verkrijgbaar is geworden, is Nederland aan het pamperen. De accijnzen gaan hier geleidelijk aan omhoog, de in het Preventieakkoord beloofde afname van verkooppunten gaat niet door en minderjarigen kunnen het ‘minder schadelijke alternatief’, de e-sigaret, bestellen zonder dat daartegen opgetreden wordt.
Laten we niet vergeten dat de tabakslobby effectieve maatregelen, zoals hogere accijnzen en minder verkooppunten, stelselmatig heeft gesaboteerd. Een lobby die zich presenteert in de gedaante van respectabele organisaties. VNO-NCW en MKB spannen hierbij de kroon. Werkgeversorganisatie VNO-NCW zet zich van oudsher bijzonder in voor de tabaksindustrie en MKB klimt bij antirookmaatregelen steevast in de pen of belt met ambtenaren of staatssecretaris Blokhuis zelf. Al waren deze organisaties niet welkom bij de totstandkoming van het Nationaal Preventieakkoord, hun invloed doet zich gelden, zie bijvoorbeeld hun positie in de Volkskrant Top 200 dit jaar.
Op basis van de artikelen van Irene Schoenmacker in dit dossier moeten we het misschien gewoon toegeven, de strijd tegen het roken gaan we met deze groep rokers – door Blokhuis omschreven als: ‘mensen met praktische opleiding en laag inkomen’ – nooit winnen.
Geneuzel
Wat dan wel? We hebben durf nodig en geen politiek geneuzel, zie het rapport van de All Party Parliamentary Group on Smoking and Health, die in het Verenigd Koninkrijk het tabaksbeleid op de schop heeft genomen. Uit onderzoek van Maurice de Hond bleek overigens dat in Nederland de steun voor een harde aanpak van de tabaksproblematiek leeft bij een forse meerderheid van aanhangers van vrijwel alle politieke partijen, ook van de VVD, die zich doorgaans presenteert als beste vriend van de tabaksindustrie.
Met het rookvrij maken van speeltuinen en cafés komen we er echt niet. De sleutel is sigaretten zo duur te maken door het verhogen van de accijns dat jongeren en mensen met weinig inkomen ze niet meer aan kunnen schaffen, uiteraard met rookstophulp die zich op lager opgeleiden richt. Een andere methodiek dus, waarover met geen woord wordt gerept in het Preventieakkoord en het Kamerdebat dat daarop volgde. En, we hebben het al vaker gezegd, het aantal verkooppunten moet naar beneden, een vergunningstelsel is dringend nodig en haal de nicotine, de verslavende stof, uit de tabak. Doen we dat allemaal niet, dan blijft de betonnen ondergrens van Van Kesteren van zo’n 20 procent rokers gewoon intact. En de slachtoffers vallen bij de laagopgeleiden.
Deel 6 van dit dossier gaat over de laagopgeleide roker en het coronavirus.
tags: laagopgeleiden | Preventieakkoord | stoppen met roken | SES | kankerbestrijding