WHO frontaal in de aanval tegen tabaksindustrie
vrijdag 02 augustus 2019
In een nieuw rapport over tabaksontmoediging opent de Wereldgezondheidsorganisatie frontaal de aanval op de tabaksindustrie. “Inzetten op het tegengaan van inmenging door de tabaksindustrie is fundamenteel voor een effectief tabaksontmoedigingsbeleid.”
Door de webredactie
Tabaksgebruik neemt in de meeste landen relatief af, maar door de groei van de wereldbevolking blijft het aantal rokers onverminderd hoog. Naar schatting zijn er nu 1,1 miljard rokers in de wereld, van wie 80 procent in landen met lage en middeninkomens woont. Dat staat in het WHO Report on the global tobacco epidemic, 2019, het zevende rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) over de stand van het tabaksontmoedigingsbeleid in de wereld. In het rapport analyseert de WHO hoever landen zijn met de invoering van het Kaderverdrag Tabaksontmoediging (Framework Convention on Tobacco Control, WHO FCTC).
Rookstophulp
In dit nieuwe rapport legt de WHO de nadruk op hulp bij het stoppen met roken. Volgens Tedros Adhanom Ghebreyesus, directeur-generaal van de WHO, moeten overheden inzetten op hulp-bij-stoppenprogramma’s om de gezondheid van hun burgers te bevorderen. “Stoppen met roken is een van de beste dingen die een mens kan doen voor zijn eigen gezondheid,” zei Tedros in een persbericht van de WHO. Opmerkelijk genoeg besteedt het rapport geen aandacht aan het voorkomen dat mensen beginnen met roken, wat nog beter zou zijn voor de gezondheid.
Op het vlak van de rookstophulp is vooruitgang geboekt, nu er 2,4 miljard mensen in landen leven waar rookstopprogramma’s worden aangeboden. Dat zijn er 2 miljard meer dan tien jaar geleden. Maar er zijn maar 23 landen waar de rookstophulp aan alle criteria van de WHO voldoet. Nederland is daar een van, wat bevreemding wekt omdat de rookstophulp hier nog verre van ideaal is.
Nederland
Volgens het WHO-rapport behoort Nederland verder tot de landen die het best presteren op het gebied van monitoring van het tabaksgebruik en de toepassing van gezondheidswaarschuwingen. Ons land is één stap verwijderd van een compleet reclame- en promotieverbod: er moet alleen nog een verbod op reclame bij verkooppunten worden ingevoerd. Op het vlak van massamediacampagnes presteert Nederland onder de maat. Op het gebied van accijnsheffingen valt Nederland in de een na hoogste categorie met een accijnspercentage onder de 75 procent.
Arme landen lopen achter
Het rapport laat zien dat de landen met de laagste en middeninkomens het minst gevorderd zijn met de invoering van tabaksontmoedigingsbeleid. Van de 59 landen die achterlopen met tabaksontmoediging zijn er 49 lage- en middeninkomenslanden. Er is wel verbetering zichtbaar: van de 34 lage-inkomenslanden hebben er nu 17 enige vorm van tabaksontmoediging ingevoerd. In 2007 waren dat er nog maar drie. Dat laat volgens de WHO zien dat het inkomensniveau geen barrière hoeft te vormen voor een goed tabaksontmoedigingsbeleid.
Kwalijke rol van tabaksindustrie
Het overzicht van de stand van het antirookbeleid in de wereld is voor de WHO ook aanleiding om de kwalijke rol van de tabaksindustrie in dit verband te benoemen. “De tabaksindustrie vormt de grootste barrière voor het terugdringen van het aantal doden door tabaksgebruik”, aldus het rapport. “Om de verkoop van haar producten veilig te stellen heeft de industrie de zwakst mogelijke regelgeving nodig. Met andere woorden, zij moet ervoor zorgen dat tabaksontmoedigingsbeleid niet in praktijk wordt gebracht of wordt tegengewerkt. De industrie heeft vele strategieën om dit te bereiken.”
Inmenging door tabaksindustrie
Het rapport geeft in een apart hoofdstuk een systematische analyse van de tactieken waarmee de tabaksindustrie overheidsbeleid tegenwerkt. “Het blokkeren van inmenging door de tabaksindustrie is cruciaal voor het succesvol aanpakken van de mondiale tabaksepidemie en het verminderen van de volksgezondheidsgevolgen van tabaksgebruik”, aldus de opstellers.
De landen die het FCTC-verdrag ondertekenden moeten daarom strikt de bepalingen uit artikel 5.3 van het verdrag navolgen, waarin staat dat elke inmenging van de tabaksindustrie bij het bepalen van antirookbeleid onmogelijk moet worden gemaakt. In 2014 daagde Stichting Rookpreventie Jeugd de Nederlandse staat voor de rechter om uitvoering van dit artikel af te dwingen. Vlak voor de uitspraak publiceerde de staatssecretaris van Volksgezondheid een Verduidelijking invulling artikel 5.3 WHO-Kaderverdrag , waarmee de deur naar de overheid voor de tabaksindustrie in Nederland grotendeels op slot ging. Tot frustratie van de tabaksindustrie, die verontwaardigd reageerde toen ze niet mee mocht praten over het Nationaal Preventieakkoord.
Strategieën van de industrie
Toch blijft de industrie haar ondermijnende werk doen. Het WHO-rapport geeft een opsomming van de strategieën die de tabaksindustrie daarbij gebruikt:
· inmenging in politieke en wetgevende processen
· het organiseren van steun via frontgroepen
· het beïnvloeden van wetenschappelijke en beleidsagenda’s
· het verspreiden van onbewezen claims en het ontkrachten van bewezen wetenschap
· het overdrijven van de economische betekenis van de industrie
· het intimideren van overheden met juridische procedures of het dreigen daarmee
· het manipuleren van de publieke opinie om de schijn van eerbaarheid te verkrijgen.
Foundation for a Smoke-Free World
Als voorbeelden noemt het rapport de door Philip Morris International (PMI) opgerichte en gefinancierde Foundation for a Smoke-Free World, een stichting die twaalf jaar lang 80 miljoen dollar per jaar ter beschikking stelt aan wetenschappers om onderzoek te doen naar ‘minder schadelijke’ rookproducten. Met nadruk wordt gemeld dat de WHO zich van deze stichting heeft gedistantieerd en er onder geen enkel beding mee wil samenwerken.
Een tweede voorbeeld is PMI’s ‘Unsmoke’-campagne, gericht op rokers die niet willen stoppen om ze te verleiden over te stappen op ‘rookvrije’ producten die minder schadelijk zouden zijn. Het rapport stelt dat PMI via promotie, lobbyen en met hulp van frontgroepen overheden onder druk zet om de alternatieven voor traditionele sigaretten toe te laten op de markt. Waarbij onvermeld blijft dat deze alternatieven ook vele schadelijke stoffen bevatten waarvan de gevolgen voor de gezondheid op langere termijn nog onbekend zijn.
Maatregelen tegen inmenging
Het rapport benoemt ook de maatregelen die overheden moeten nemen om elke vorm van inmenging van de tabaksindustrie tegen te gaan. Te weten:
· Volledige openheid eisen over de financieringsbronnen van onderzoeksinstituten, academici en wetenschappelijke studies en ook over de motieven van non-gouvernementele organisaties, brancheorganisaties, consumentengroepen, denktanks en anderen die invloed proberen uit te oefenen op tabaksontmoedigingsbeleid.
· Het weigeren van samenwerking in elke vorm met de tabaksindustrie of degenen die in haar belang werken.
· Het vergroten van het bewustzijn over de verslavende en schadelijke eigenschappen van tabak en nicotine bevattende producten en over de pogingen van de tabaksindustrie om het ontmoedigingsbeleid te beïnvloeden.
· Het denormaliseren en voor zover mogelijk reguleren en verbieden van publiciteit rond activiteiten van de tabaksindustrie die ‘maatschappelijk verantwoord’ worden genoemd.
· Eisen dat de tabaksindustrie verantwoording aflegt voor misleidende informatie in marketingcampagnes.
· Het wettelijk reguleren van heat-not-burn-producten als tabaksproducten in overeenstemming met het WHO FCTC-verdrag en van elektronische sigaretten volgens de afspraken gemaakt tijdens de jaarlijkse vergaderingen van de FCTC-ondertekenaars (COP6 en COP7).
· Eisen dat de informatie die door de tabaksindustrie wordt geleverd transparant en accuraat is.
· Een effectief beleid om belangenverstrengeling van beleidsmakers en ambtenaren betrokken bij tabaksontmoedigingsbeleid tegen te gaan.