Hoe onze overheid het internationale anti-rookverdrag aan haar laars lapt. Deel 5: de slager keurt zijn eigen vlees
vrijdag 05 september 2014
Wereldwijd vallen zes miljoen doden per jaar door roken, 20.000 doden alleen al in Nederland. Roken is een dodelijke verslaving die door alle landen samen bestreden moet worden, vindt de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Nu al 179 landen, waaronder Nederland, onderschrijven dat en verenigden zich in een internationaal anti-rookverdrag, de Framework Convention on Tobacco Control (FCTC). Met haar handtekening heeft Nederland onder meer beloofd dat de tabaksbranche geen invloed krijgt op het rookontmoedigingsbeleid. Maar houdt de overheid zich daar wel aan? Dit is deel 5 van de serie.
Door de webredactie
Moet de overheid het ontwikkelen van een track & trace-systeem om smokkel van tabak tegen te gaan overlaten aan de tabaksindustrie zelf? De Nederlandse regering ziet daar geen been in en had in de afgelopen jaren verschillende keren contact met de industrie over dit onderwerp.
In de documenten die met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur zijn verkregen, zit een op het eerste oog totaal onbegrijpelijk mailtje, een bericht van het ministerie van Financiën aan Philip Morris International (PMI) en de Belastingdienst. "In het verleden heeft Douane/Belastingdienst informatie gekregen over codentify," schrijft een ambtenaar op 30 januari 2013. "Vanuit de branche is in een aantal bijeenkomsten met de Belastingdienst, met name die van 19 mei 2011, uitleg gegeven over dit systeem."
Codentify? Wel, dat blijkt het eigen systeem te zijn van de industrie voor "tracking en tracing", waarmee het mogelijk moet worden elk pakje sigaretten of shag te volgen van de productie tot de levering aan de winkel. Met een waterdicht systeem kun je mogelijk illegale handel op het spoor komen.
Protocol
Het invoeren van zo'n sigarettenvolgsysteem is een van de verplichtingen in het FCTC-verdrag, nader uitgewerkt in het Protocol to Eliminate Illicit Trade in Tobacco Products dat in 2011 nog niet definitief was vastgesteld. In dat jaar kwam de industrie met een eigen systeem, Codentify, als alternatief voor het Track & Trace systeem, zoals voorgesteld in het protocol bij het FCTC-verdrag.
Codentify is door Philip Morris International ontwikkeld, waarna andere tabaksfabrikanten in Nederland zich hierbij aansloten. Samen pleitten zij bij de overheid voor invoering van dit Codentify-systeem, zo blijkt uit de documenten. Experts zijn echter kritisch over Codentify. In een artikel in het tijdschrift Tobacco Control staat dat Codentify niet aan de eisen van de FCTC voldoet. Volgens het FCTC-secretariaat vertoont het systeem ernstige tekortkomingen.
Toch krijgt de industrie alle kansen om dit systeem aan de Nederlandse overheid te presenteren. Bijvoorbeeld tijdens een bijeenkomst op 28 januari 2013 waar in elk geval Philip Morris en de Belastingdienst (afdeling Douane) van de partij zijn. Twee dagen later stuurt Financiën een e-mail aan Philip Morris met de vraag: "Hoe kijken de initiatief nemers van Codentify aan tegen het voorstel om een Europees Track & Trace systeem in te voeren [...]?"
Zo'n drie weken later (20 februari) antwoordt Philip Morris namens de andere tabaksfabrikanten, waarop Financiën per mail van 27 februari in een bedankje laat weten: "We nemen de beantwoording van de vragen mee in onze afweging, en gaan hier binnen de projectgroep mee verder."
Staatssecretaris Weekers
Ook Frans Weekers, op dat moment de staatssecretaris van Financiën, toont interesse in het alternatief van de industrie voor het Track & Trace-systeem van het FCTC-verdrag en Brussel. Op 22 mei 2013 heeft Weekers een kennismakingsgesprek met een afvaardiging van VNK, de belangenvereniging van de Nederlandse shagfabrikanten. Kort daarop (10 juni) stuurt een VNK-medewerker een dankbare mail aan Financiën. De medewerker stelde "het persoonlijk op prijs dat ik u na afloop van het overleg nog kort kon spreken. Wij hadden het toen over de Track en Trace bepalingen in de herziening van de Tabaksproductenrichtlijn. Het standpunt van VNK over dit onderwerp vindt u in de brief die ik als bijlage in deze mail toevoeg."
Een maand later (op 11 juli) schrijft een ambtenaar terug: "De aanvulling die u stuurde komt goed van pas. [...] na de zomer zullen we weer een regulier breed overleg met de tabakssector plannen, maar als er voor die tijd aanleiding is voor overleg dan moeten we dat natuurlijk niet nalaten."
Vanzelfsprekendheid
In dit voorbeeld krijgt de slager de kans zijn eigen vlees te keuren. De tabakssector krijgt de mogelijkheid een eigen systeem voor de traceerbaarheid van haar producten te ontwikkelen en daarvoor interesse te wekken bij de overheid, de feitelijke controleur. De vanzelfsprekendheid waarmee deze contacten van de kant van de overheid onderhouden worden staat – en dit is vriendelijk gezegd – ver af van de houding waar de staat zich, ter bescherming van de volksgezondheid, aan gecommitteerd heeft met artikel 5.3 van het FCTC-verdrag: houd de tabaksindustrie buiten de deur. En voor dat laatste is alle reden: meermaals is niet alleen gesuggereerd, maar ook aangetoond dat de tabaksindustrie meewerkt aan de smokkel van sigaretten.