Kinderlongarts Noor Rikkers: ‘Roken krijgt steeds meer een sneu imago’
woensdag 24 augustus 2022
Kinderlongarts Noor Rikkers neemt op 1 september afscheid van het Leids Universitair Medisch Centrum. Ze blijft echter strijden voor een nicotinevrije samenleving. “Ik maak me enorm veel zorgen over de opmars van de e-sigaret.”
Door Jeroen Kleijne
Op het afscheidssymposium wordt u aangekondigd als ‘kinderlongarts met een passie voor een nicotinevrije samenleving’. Hoe en wanneer is die passie ontstaan?
“In 2014 kwam ik in het bestuur van de sectie Kinderlongziekten van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. De voorzitter vroeg mij of ik de commissie die zich bezighoudt met kinderen en roken nieuw leven wilde inblazen. Toen ik me erin ging verdiepen, ben ik me kapot geschrokken. Elke dag begonnen toen honderd kinderen met roken. Nu zijn dat er nog steeds 65 – een aanzienlijk deel van hen overlijdt daar op termijn aan. Als kinderlongartsen deden we daar te weinig tegen. Vanaf dat moment is er bij mij echt een drive ontstaan om dit onderwerp op de kaart te zetten.”
Als u kijkt naar uw eigen praktijk, hoe erg zijn dan de gevolgen van roken?
“Die gevolgen zijn zeer ingrijpend. Heel veel kinderen hebben last van rook in hun omgeving, kinderen met astma komen vaker op de intensive care. Het allerergste vind ik misschien wel dat er kinderen aan wiegendood overlijden. En we weten gewoon dat de kans op wiegendood twee tot drie keer zo groot is als er in de omgeving van een baby gerookt wordt. Dat is in en in triest. Uit onderzoek van het Erasmus MC blijkt bovendien dat kinderen van ouders die rookten tijdens de zwangerschap op latere leeftijd echt een kleiner brein hebben. De schade die roken toebrengt is nog groter dan we eerst dachten. Er komt geen einde aan, tabak is echt een gif.”
Wat kan een kinderlongarts beginnen tegen rokende ouders?
“Als ik een voorbeeld mag noemen: in mijn praktijk kwam een kind dat last had van een chronische hoest. Het was doorverwezen vanuit een ander ziekenhuis, omdat ze geen duidelijke oorzaak konden vinden. Al gauw bleek dat werkelijk iedereen in de omgeving van dat kind rookte. Ik kijk dan meteen of ik daar iets tegen kan doen. Inmiddels ben ik in staat om mensen over die streep te trekken. Als ouders stoppen, zie je dat zo’n kind zo weer van zijn hoestklachten af is. Ik doe dat vooral door uit te dragen dat verslaving iets is waar je zelf niet voor kiest. Ik voel dat ook echt zo. Een roker is niet schuldig, die is begonnen toen hij 14 of 15 jaar was en geen idee had van de gevolgen.”
Welke goede stappen heeft Nederland de afgelopen jaren al gezet?
“Een briljante stap was het idee van de rookvrije generatie. Daar kan niemand tegen zijn. Ook rokers willen niet dat hun kinderen gaan roken. Gelukkig zijn nu steeds meer scholen, kinderboerderijen, sportparken en zorginstellingen rookvrij. Dat is een mooi signaal. De norm verandert, roken krijgt steeds meer een sneu imago.”
En welke steentjes heeft u zelf kunnen bijdragen?
“In mijn eerste jaar hebben we al een groot symposium gehouden, met Wanda de Kanter en Pauline Dekker als sprekers. Het jaar daarop heeft het ministerie hulp aangeboden en hebben we de Taskforce Rookvrije Start opgericht. Dat is een heel enthousiaste club zorgprofessionals die opereert met geld van VWS en input van het Trimbos-instituut en de professionals zelf. We checken regelmatig bij ziekenhuizen om te zien wat er goed en ook minder goed gaat. Met die informatie uit de praktijk kunnen we meteen nieuw beleid ontwikkelen. Overheid, wetenschap en zorgprofessionals streven hetzelfde doel na: kinderen een rookvrije start bieden.”
U doceert ook het ‘stopgesprek’ heb ik begrepen?
“Bij arts-assistenten haal ik de schroom weg en ik leg ze uit dat zo’n gesprek over stoppen met roken echt niet lang hoeft te duren. Mijn kortste gesprek duurde slechts drie minuten. Het allerbelangrijkste is: veroordeel de roker niet. Dat is de basis. En vervolgens pas je de basismethode toe van de motiverende gespreksvoering. Vooral vragen stellen, niet zenden. Dan komt die boodschap echt wel over. Gelukkig heeft het Trimbos-instituut tegenwoordig ook nog een heel laagdrempelig online stopprogramma voor ouders en zwangeren, waar ik mensen ter plekke voor kan aanmelden. Dat werkt heel goed.”
Met wat voor gevoel kijkt u terug op die kleine en grote successen?
“Het geeft een goed gevoel om zelf een bijdrage te kunnen leveren aan die rookvrije generatie. Op individueel niveau kun je echt het verschil maken. Dat geeft kracht, waardoor je nooit te moe wordt om je te blijven inzetten.”
Toch rookt nog steeds één op de vijf volwassenen en zelfs één op de drie jongvolwassenen. Hoe zorgwekkend is dat?
“Dat is zeer teleurstellend. De coronaperiode heeft daarbij niet geholpen, mensen waren minder gemotiveerd om aan hun gezondheid te werken. Waar ik me enorm veel zorgen over maak, is de opmars van de e-sigaret. Met al die smaakjes, van mojito tot cappuccino. Ik haat de tabaksindustrie, maar je moet bijna bewondering hebben voor hun geraffineerde marketing. De e-sigaret wordt gepropageerd als een gezonder alternatief voor de sigaret, wat het natuurlijk absoluut niet is. Leraren herkennen de e-sigaret niet, hij is zelfs al gesignaleerd op de basisschool. De hoeveelheden nicotine zijn groter, wat zeer schadelijk is voor het zich nog ontwikkelende brein.”
Wat zou de overheid als eerste moeten doen?
“De e-sigaret keihard een halt toeroepen dus. Zelfregulering is een zinloze weg. Die smaakjes moeten echt verboden worden. Natuurlijk moet de staatssecretaris daarnaast eindelijk de prijs van tabak flink verhogen en het aantal verkooppunten terugdringen. En die wet op de rookvrije generatie moet er gewoon komen, net als in Nieuw-Zeeland. Het zijn de wettelijke maatregelen die uiteindelijk het verschil kunnen maken.”
Blijft u zelf strijden voor een rookvrije samenleving?
“Vanuit de Taskforce Rookvrije Start wil ik veel meer naar de ziekenhuizen toe om de boodschap te verspreiden. Om workshops en lezingen te geven. Daar heb ik straks meer tijd voor.”
Wanneer is uw doel bereikt?
“Als er sprake is van een nicotinevrije samenleving, dus als geen enkel kind meer gaat roken. Nicotine is de grote boosdoener. Als we die angel eruit kunnen halen, zijn we er volgens mij. Er moet dus veel meer geld naar preventie – anders blijft het dweilen met de kraan open.”