Advocaat-generaal EU Hof biedt nog geen zicht op uitkomst handhavingszaak
dinsdag 20 juli 2021
In de handhavingszaak die draait rond de sjoemelsigaret heeft de advocaat-generaal bij het Europees Hof zijn advies gepubliceerd. Dat beperkt zich tot een van de vier vragen die de rechter in Rotterdam aan het Hof had voorgelegd. Hoe de uitspraak van het Hof zal uitvallen blijft daarom nog in het ongewisse.
Door de webredactie
De details van de ISO-meetmethode om te bepalen hoeveel teer, nicotine en koolmonoxide (TNCO) een roker binnenkrijgt hoeven niet door de Europese wetgever openbaar gemaakt te worden. Dat is de kern van het advies dat de advocaat-generaal van het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg vorige week heeft uitgebracht. De advocaat-generaal geeft daarmee antwoord op de eerste van vier zogenoemde prejudiciële vragen die door de rechter in Rotterdam in de handhavingszaak van Rookpreventie Jeugd zijn voorgelegd aan het Europees Hof. Het Hof vroeg alleen voor een van die vragen naar de opinie van de advocaat-generaal. Doorgaans neemt het Hof de gedachtegang van de advocaat-generaal over in zijn uitspraak. Hoe het Hof de overige vragen gaat beantwoorden blijft dus nog onduidelijk.
Handhavingszaak draait om meetmethode
In de handhavingszaak die is aangespannen door Rookpreventie Jeugd samen met de gemeente Amsterdam en vijftien gezondheidsinstellingen, draait het om de vraag of de huidige wettelijk voorgeschreven meetmethode voor de TNCO-uitstoot van sigaretten wel strookt met de wettelijke plicht tot bescherming van de volksgezondheid. De meetmethode, die mede door de tabaksindustrie zelf is ontwikkeld, geeft namelijk een sterke onderschatting van de werkelijke uitstoot dankzij de gaatjes die zijn aangebracht in de filters van sigaretten, zoals het RIVM in 2018 aantoonde. Rokers sluiten die gaatjes met vingers en lippen af, waardoor ze meer giftige stoffen binnenkrijgen dan wettelijk toegestaan. Niet één filtersigaret voldoet daardoor aan de wettelijk vastgestelde maximumemissiewaarden van 10 mg teer, 1 mg nicotine en 10 mg koolmonoxide.
NVWA weigerde handhaving
Rookpreventie Jeugd vroeg daarom de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) alle sigaretten die schadelijker zijn dan de wet toestaat uit de winkels te halen. De NVWA weigerde dat met een beroep op de wet, waarin de ISO-methode de voorgeschreven meetmethode is. Ook een klacht hierover bij het ministerie van VWS werd afgewezen, waarna Rookpreventie Jeugd uiteindelijk de rechter vroeg hierover een uitspraak te doen.
Op 20 maart 2020 stelde de rechtbank in Rotterdam in haar vonnis ‘ernstige twijfel’ te hebben of het gebruik van de voorgeschreven meetmethode wel een correct beeld kan opleveren en overwoog dat dit dan ‘ernstig afbreuk’ doet aan de wettelijke doelstelling een hoog beschermingsniveau voor de volksgezondheid te garanderen.
Om een definitief oordeel te kunnen geven in deze zaak, die voor een groot deel samenhangt met Europese regelgeving, stelde de rechtbank een aantal prejudiciële vragen aan het Europees Hof (zie onder aan dit artikel).
Opinie van de advocaat-generaal
Gebruikelijk in dit soort zaken is dat de advocaat-generaal bij het Hof een opinie schrijft waar de rechters gebruik van maken bij het vaststellen van hun vonnis. In dit geval heeft de advocaat-generaal zich op verzoek van het Hof beperkt tot de eerste vraag, die hij als volgt uitlegt:
“Mag de Uniewetgever in zijn wetgevingshandelingen verwijzen naar internationale normen die zijn ontwikkeld door een particuliere organisatie (in casu ISO‑normen), zonder de inhoud van deze normen bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie en zonder de burgers van de Europese Unie rechtstreeks en gratis toegang te verschaffen tot die inhoud, met dien verstande dat de betrokken normen bij die organisatie verkrijgbaar zijn tegen betaling van een vergoeding voor de door haar ingeroepen auteursrechten?”
Analyse van 25 pagina’s
In een analyse van 25 pagina’s betoogt de advocaat-generaal dat het niet onwettig is dat de door ISO opgestelde normen alleen tegen betaling kunnen worden verkregen. De normen betreffen technische en aanvullende voorschriften die niet in het Publicatieblad van de EU bekendgemaakt hoeven te worden. Bovendien, zo redeneert de advocaat-generaal, zijn de ISO-normen op het bureau van de organisatie voor iedereen die dat wil gratis in te zien.
Wat het antwoord van het Hof op de overige vragen zal zijn, moet worden afgewacht tot het Hof uitspraak doet. Het is nog onbekend wanneer dit zal zijn.
De prejudiciële vragen die zijn voorgelegd aan het Europees Hof
Vraag 1: Is het vormgeven van de meetmethode van artikel 4, eerste lid, van de Richtlijn aan de hand van ISO-normen die niet vrij toegankelijk zijn, in overeenstemming met artikel 297, eerste lid, VWEU (en Verordening [EU] nr. 216/2013) en het daaraan mede ten grondslag liggende transparantiebeginsel?
Vraag 2: Moeten de ISO-normen 4387, 10315, 8454 en 8243 waarnaar artikel 4, eerste lid, van de Richtlijn verwijst, aldus worden uitgelegd en toegepast dat in het kader van de uitleg en toepassing van artikel 4, eerste lid, van Richtlijn de emissies van teer, nicotine en koolmonoxide niet alleen met de voorgeschreven methode dienen te worden gemeten (en geverifieerd), maar dat die emissies ook op een andere wijze en met een andere intensiteit mogen of moeten worden gemeten (en geverifieerd)?
Vraag 3a: Is artikel 4, eerste lid, van de Richtlijn in strijd met de uitgangspunten van de Richtlijn en met artikel 4, tweede lid, van de Richtlijn en artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging omdat de tabaksindustrie een rol heeft gespeeld bij de vaststelling van de in artikel 4, eerste lid, van de Richtlijn genoemde ISO-normen?
Vraag 3b: Is artikel 4, eerste lid, van de Richtlijn in strijd met de uitgangspunten van de Richtlijn, met artikel 114, derde lid, VWEU, met de strekking van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging en met de artikelen 24 en 35 van het Handvest omdat met de daarin voorgeschreven meetmethode niet de emissies worden gemeten van filtersigaretten bij beoogd gebruik, omdat bij die methode geen rekening wordt gehouden met het effect van ventilatiegaatjes in het filter die bij beoogd gebruik grotendeels door de lippen en de vingers van de roker worden afgesloten?
Vraag 4a: Welke alternatieve meetmethode (en verificatiemethode) kan of moet worden gehanteerd indien het Hof:
- vraag 1 ontkennend beantwoordt?
- vraag 2 bevestigend beantwoordt?
- vraag 3a en/of vraag 3b bevestigend beantwoordt?
Vraag 4b: Indien het Hof geen antwoord kan geven op vraag 4a: is indien tijdelijk geen meetmethode voorhanden zou zijn een situatie aan de orde als bedoeld in artikel 24, derde lid, van de Richtlijn?
tags: Rookpreventie Jeugd | Europees Hof | ISO-methode | sjoemelsigaret | handhaving | tnco | RIVM | nvwa | rechtszaak