line
weg van het binnenhof-1

Twee felle bestrijders van tabak verlieten de Tweede Kamer

Gesprek met Henk van Gerven en Carla Dik-Faber

dinsdag 06 april 2021

De teruggetreden Kamerleden Henk van Gerven (SP) en Carla Dik-Faber (CU) streden jarenlang in het parlement voor aanscherping van het tabaksbeleid. Met TabakNee bespreken ze nog één keer het tabaksdossier, wat er is bereikt en wat nog beter kan.

Door Bas van Lier

Eind maart namen twee Kamerleden afscheid die zich respectievelijk bijna vijftien jaar en ruim acht jaar hebben ingezet voor tabaksontmoediging: Henk van Gerven van de SP en Carla Dik-Faber van de ChristenUnie. Ze stelden regelmatig Kamervragen – niet zelden naar aanleiding van berichten op TabakNee –, ze dienden moties en amendementen in om het tabaksbeleid aan te scherpen en ze hielden in debatten het onderwerp op de agenda. Ter gelegenheid van hun vertrek uit de Tweede Kamer sprak TabakNee met Dik-Faber en Van Gerven.

Met een achtergrond als huisarts is Van Gerven intrinsiek gemotiveerd om de tabaksverslaving in Nederland terug te dringen. Kunsthistorica Dik-Faber zegt over haar drijfveer om zich in dit onderwerp vast te bijten: “Elk jaar gaan er 20.000 mensen dood aan het roken, of zelfs meer. Dat zijn er 20.000 te veel. Roken brengt zoveel gezondheidsschade met zich mee. Nog altijd beginnen elke dag 75 kinderen met roken. Dat zijn twee volle schoolklassen. Ik vind dat bizar. Ik heb me acht en een half jaar ingezet om te zorgen dat kinderen gezond en vrij van verslavingen kunnen opgroeien.”

De financiële belangen prevaleren

Het merkwaardige is dat die getallen al heel lang bekend zijn, maar dat ze kennelijk niet zodanige indruk maken dat tabak met veel meer vaart wordt bestreden dan nu het geval is. “De getallen zijn niet doorslaggevend”, zegt Van Gerven daarover. “Het gaat toch om de financiële belangen van de industrie en de retail. Dat prevaleert. Zelfs nu we een staatssecretaris hadden die naar Nederlandse maatstaven behoorlijk ver wilde gaan, zag je dat die toch steeds werd afgeremd. De VVD en het CDA zijn dominant in de regering en zijn er steeds voor gaan liggen, al zie je wel dat het CDA op dit vlak een ontwikkeling doormaakt. Dat is heel erg strijdig met de ontwikkeling in de maatschappij, waar het draagvlak groeit om tabak uit de samenleving te bannen. De publieke opinie is op dat punt echt veranderd in afgelopen vijftien jaar.”

Er is al veel veranderd

Er is dan ook wel degelijk vooruitgang geboekt in die periode. De horeca is rookvrij gemaakt, de leeftijdsgrens voor aankoop van tabak is naar 18 jaar gegaan, mede dankzij de rechtszaak tegen de Staat van Rookpreventie Jeugd is de tabakslobby richting de overheid grotendeels de pas afgesneden, de Rookvrije Generatie is onderdeel van het kabinetsbeleid geworden, het uitstalverbod voor tabak in supermarkten is ingevoerd, plain packaging is verplicht geworden en mede op voorstel van Dik-Faber zijn alle scholen, inclusief het mbo, inmiddels helemaal rookvrij gemaakt.

In het Nationaal Preventieakkoord zijn bovendien afspraken gemaakt voor de komende jaren die moeten zorgen dat in 2040 minder dan 5 procent van de bevolking nog rookt. Maar er mag nog wel een tandje bij, vinden beide afgezwaaide parlementariërs.

“Ik zie in het algemeen weinig in convenanten, omdat die altijd een escape vormen voor de industrie om hun financiële belangen veilig te stellen en bepaalde zaken te traineren”, stelt Van Gerven. Dat de tabaksindustrie bij het Preventieakkoord niet aan tafel mocht zitten, is dan ook wel te merken, vindt Dik-Faber. “Als je de afspraken voor tabak vergelijkt met die over overgewicht, waar de industrie wel aan tafel zat, dan zie je het verschil.”

Maar er is meer nodig

Toch moet er meer gebeuren, vinden beiden. Dik-Faber: “Het akkoord is op zich goed, maar in de uitwerking kan er nog veel verbeterd. Bijvoorbeeld als het gaat over de verkooppunten. De online verkoop stopt in 2023 en de verkoop in supermarkten in 2024, maar over de tankstations, de gemakszaken en de boekhandels is gesteld om tabak daar ná 2030 gefaseerd weg te halen. Dat vind ik echt heel ver weg. Dat moet echt sneller.” Zij pleit verder voor verhoging van de accijnzen, wat in combinatie met minder verkooppunten en toegankelijke stoppen-met-rokenhulp zorgt dat de rookvrije generatie in zicht komt.

Vergunningstelsel voor tabakszaken

Van Gerven heeft een hele lijst van aanscherpingen die hij nodig acht. “We zouden onmiddellijk naar een vergunningstelsel moeten voor tabaksspeciaalzaken. Dat kan zo worden ingevoerd. Een ander heikel punt zijn de tabaksaccijnzen. Die mogen van mij verder omhoog en er zou enorme winst te boeken zijn als we de opbrengsten daarvan inzetten voor preventie, bijvoorbeeld voor massieve voorlichtingscampagnes. Een extra winstbelasting voor de tabaksindustrie om een verslavingsfonds mee te vullen vind ik ook een sympathiek idee.

“Verder zouden sigaretten veel minder verslavend moeten worden gemaakt door het nicotinegehalte te reduceren, liefst tot nul. En de e-sigaret moet het land uit, wat zou kunnen door het tot een geneesmiddel te verklaren wat dan alleen nog bij de apotheek te krijgen is. We moeten alles op alles zetten om die e-sigaret uit het beeld te krijgen en te voorkomen dat die aantrekkelijk is voor jongeren. Want de e-sigaret is van zichzelf al schadelijk, maar blijkt vaak ook een opstap naar de traditionele sigaret.”

Geldt artikel 5.3 ook voor het parlement?

Waar Van Gerven en Dik-Faber van mening over verschillen is de vraag of artikel 5.3 van het FCTC-verdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie, dat zegt dat de tabaksindustrie geen invloed mag kunnen uitoefenen op het tabaksbeleid, ook van toepassing moet zijn voor parlementariërs. Van Gerven is daar voor omdat er anders voor kabinetsleden andere regels gelden dan voor parlementariërs, terwijl ze toch allebei het beleid maken. Hij vertelt dat hij in 2015 aan het presidium van de Tweede Kamer voorstelde dat de regels die staatssecretaris Van Rijn over toepassing van artikel 5.3 had opgesteld ook voor Kamerleden zouden moeten gelden. Dat voorstel werd niet overgenomen. “Dat is een rare zaak. Als we het FCTC-artikel goed zouden toepassen, dan zou dat ook moeten gelden voor het parement.”

Dik-Faber is terughoudender. “Ik zou het goed vinden als parlementariërs niet het gesprek aangaan met de tabaksindustrie. Maar er komt aan parlementariërs ook een bepaalde mate van vrijheid toe om naar eigen inzicht hun werk goed te kunnen doen. Ik heb zelf nooit met tabakslobbyisten gepraat, maar er zijn ook parlementariërs die op basis van hoor en wederhoor willen werken.”

Over de rol die VNO-NCW in dit verband af en toe speelt – de werkgeversorganisatie lobbyde bijvoorbeeld bij de VVD voor afzwakking van de tabaksparagraaf in het Preventieakkoord – zegt Dik-Faber: “VNO-NCW zou zich ook moeten committeren aan artikel 5.3 FCTC en niet alleen naar de letter maar ook naar de geest van dat artikel. Ik las dat Ingrid Thijssen, de nieuwe voorvrouw van VNO-NCW, een nieuwe koers wil inslaan en bedrijven wil stimuleren om sociaal en ecologisch recht te doen aan mensen en de aarde. Daar zou voor mij ook wel bij horen dat VNO-NCW ook op dit punt een andere koers gaat varen. De VVD heeft als grootste fractie in de Kamer inderdaad veel invloed gehad op het Preventieakkoord en ik hoop dat een nieuwe coalitie daar wat meer tegenwicht tegen kan bieden.”

Betrokkenheid blijft

Dik-Faber en Van Gerven zullen het vervolg van het tabaksbeleid nu wat meer van de zijlijn volgen, maar de betrokkenheid blijft groot, geven ze aan. Beiden zullen hun opvolgers – Maarten Hijink bij de SP en Mirjam Bikker bij de CU – van advies voorzien mochten die daar ooit om vragen. Maar het Kamerwerk hoeft niet meer altijd, elke dag en overal.

tags:  FCTC-verdrag | Tweede Kamer | rookvrije generatie | politiek | preventie | e-sigaret | antirookbeleid | accijns