line

Proctor over wetenschap als lobby-instrument

vrijdag 04 oktober 2013

UPDATE 28-06-2016
Wetenschappers zijn altijd nodig in de lobby voor tabak. Dat zegt professor Robert N. Proctor, historicus aan de Stanford University en wereldwijd de grootste autoriteit op het gebied van de geschiedenis van de tabaksindustrie. In deze driedelige serie laat Proctor zijn licht schijnen over een thema. Aflevering 3: Hoe wetenschap wordt toegepast in de lobby voor tabak.

Jarenlang lieten wetenschappers zich lenen om te bestrijden dat roken schadelijk zou zijn. Langzaam is hun strategie verschoven van het ontkennen van de gezondheidsaspecten naar het áfleiden ervan, zegt Proctor: "De industrie weet dat ze zelf geen geloofwaardigheid en respect heeft. Wetenschappers hebben dat wel. Door hun onderzoek te stimuleren en de resultaten te laten presenteren kan de industrie indirect haar punt versterken. Het is een bewuste strategie om wetenschappelijke autoriteit in te lijven en zo haar eigen positie te verstevigen."

Hij geeft een voorbeeld van hoe de industrie probeert af te leiden van de gezondheidsschade: "In de jaren 80 en 90 was er een enorm programma dat ARISE werd genoemd: Associates Into Researh of the Science of Enjoyment, een door de tabaksindustrie opgericht netwerk van tientallen professoren. De boodschap van ARISE was: sigaretten produceren plezier, plezier produceert gezondheid. Ze zeiden: 'Er zijn inderdaad negatieve fysieke gevolgen van roken, maar het produceert wel mentale gezondheid. En wie zijn wij om dat niet net zo belangrijk te achten als fysieke gezondheid?' ARISE werd volledig door de tabaksindustrie gefinancierd. De aangesloten professoren spraken op conferenties door heel Europa en konden zo de voor de industrie gunstige boodschap uitdragen."

Honderd verschillende planten

Proctor: "Ik heb me vaak afgevraagd waarom wetenschappers aan zoiets meewerken. Ze helpen een industrie bij het legitimeren van een product dat wereldwijd zo veel ziekte en dood veroorzaakt. Ik denk dat wetenschappers gevlijd zijn dat iemand interesse in ze heeft. Bovendien betalen de tabaksfabrikanten goed. Daarnaast denk ik dat wetenschappers vaak op een erg ondoorzichtige manier worden benaderd. De industrie doet dat niet per se zelf, maar laat een advocatenkantoor de vraag stellen of ze iets voor haar willen uitzoeken. Ik heb met veel historici gesproken die voor de industrie hebben gewerkt. Degenen die hen subsidie geven zeggen: 'We hebben geen controle over jouw onderzoek en geven je complete vrijheid. We willen je alleen op gang helpen met financiële steun.'"

Hij vergelijkt het met een tuin. "De industrie plant er honderd verschillende planten. Degene die in de kleur opkomt die haar aanstaat, nemen ze en promoten ze. Ze geven, kortom, een grote groep wetenschappers geld voor onderzoek en als er maar drie of vier aan haar kant komen te staan, dan is dat genoeg. Ze hebben zoveel geld, ze kunnen alles subsidiëren en dan maar zien of er iets tussen zit."

Verschillende manieren om het goed te praten

Verder valt het Proctor op dat de tabaksindustrie wetenschappers vraagt om een kleine taak uit te voeren binnen een afgebakend project. "Bij historici zeggen ze bijvoorbeeld: 'We willen dat je onderzoekt hoe mensen destijds wisten dat roken slecht voor je was en we geven je complete vrijheid. Het is een studie naar publieke bewustwording.' Maar die historici weten niet dat ze door de afbakening van dit project onbewust helpen bij het opbouwen van munitie die de industrie wil inzetten bij haar verdediging in de rechtbank: 'Iedereen wist toen al van de schade af. Ze hadden de risico's zelf kunnen inschatten.'"

"Verschillende mensen hebben bovendien verschillende manieren om het goed te praten," vervolgt hij. "Zij zeggen: 'Als ik het niet doe, doet iemand anders het.' Of: 'Het is een legaal product dus wat kan er mis mee zijn?' Of: 'Ik ben maar in mijn eentje en hoe kan één persoon een verschil maken?' En: 'We gaan allemaal een keer dood en je moet toch ergens aan sterven; waarom mogen we mensen niet helpen om van hun leven te genieten?'

Openbaar voor één persoon

Proctor heeft het persoonlijk ervaren. "De professor die mij bij de Stanford-universiteit heeft betrokken, bleek ook voor de tabaksindustrie te werken. Daar heb ik me over verbaasd. Zijn inbreng was erg afgeschermd: hij is getuige voor de industrie geweest in een rechtszaak. Niemand wist het. Tóch kan hij zeggen dat het openbare informatie was, omdat die rechtszaak openbaar was. Maar het is wel informatie die je niet zomaar kunt vinden. Ik noem dat: openbaar voor één persoon."

Op zijn universiteit is over dit thema gediscussieerd: mag Philip Morris onderzoek van professoren financieren? Het was een interessante discussie, zegt Proctor: "Pro-tabak zei dat het in principe om academische vrijheid gaat: professoren zouden geld van iedere bron moeten kunnen aannemen. En de antitabak-kant zei: 'Zou onze universiteit samen moeten werken met de fabrikanten van 's werelds dodelijkste product?' Het antwoord ligt wat mij betreft in de vraag besloten."

Over Robert N. Proctor

Professor Robert N. Proctor, historicus aan Stanford University, besteedde dertig jaar van zijn leven aan het bestuderen van de tabaksindustrie en van de technieken die zij heeft toegepast om roken tot een maatschappelijk geaccepteerde gewoonte te laten uitgroeien. Hij schreef er het boek Golden Holocaust over, een vuistdikke, goed gedocumenteerde analyse die onder meer gebaseerd is op bestudering van honderdduizenden interne documenten van de tabaksindustrie.

Voorbeelden in Nederland

Jan Snel

Onlangs onthulde Vrij Nederland dat de Nederlandse UvA-docent Jan Snel betrokken was bij ARISE. Lees dat artikel hier.

Petrus van Duyne

Petrus van Duyne, emeritus hoogleraar in de rechten aan Tilburg University, heeft gesproken op een door de tabaksindustrie georganiseerde conferentie genaamd Illegale Handel en Accijns, waarvan delen op YouTube staan.  "Ik ben onderzoeker, geen wereldverbeteraar," zei hij tegen Vrij Nederland. Hij wist niet meer of hij voor zijn optreden betaald was. "De ene keer is het een normaal honorarium, de andere keer een fles wijn."

Fred van Raaij

Fred van Raaij, hoogleraar economische psychologie aan diezelfde Tilburg University, sprak op dezelfde bijeenkomst als zijn collega Van Duyne. Van Raaij klust overigens bij als lid van de Raad van Toezicht van het in Breda gelegen Amphia Ziekenhuis. 

In de Legacy Tobacco Documents Library van de University of California, zit een brief waarin staat dat Van Raaij in 1992 op kosten van British American Tobacco een WHO-Conferentie in Buenos Aires bezocht. Ook schreef hij een hoofdstuk voor het door de industrie uitgebrachte boek Plain Packaging and the Marketing of Cigarettes (1998) en kreeg daar 10.000 dollar voor. Van Raaij zei tegen het Brabants Dagblad dat de industrie hem nooit woorden in de mond had gelegd.

Pieter Leeflang

Professor Pieter Leeflang, hoogleraar Marketing aan de Rijksuniversiteit Groningen, was van 1995 tot 2011 commissaris bij Niemeyer, dat later opging in British American Tobacco (BAT). In 2010 startte hij met het bekleden van de speciale leerstoel BAT Chair in Marketing aan de LUISS Universiteit in Rome. Leeflang zei tegen Vrij Nederland dat het een niets met het ander te maken had. "Slechts eenmaal heb ik contact gehad met enkele personeelsfunctionarissen over de opzet van mijn cursus."

Irene Asscher-Vonk

Professor Asscher-Vonk is hoogleraar sociaal recht aan de Radboud Universiteit en sinds augustus 2007 commissaris bij Philip Morris. Eind augustus 2013 kwam dit haar op kritiek te staan van KNAW-president professor Hans Clevers die in Vrij Nederland zei: "De vraag rijst, waarom doe je dit als wetenschapper? Op deze wijze helpt mevrouw Asscher om de status van Philip Morris te legitimeren."

Dit is het laatste deel in de Proctor-serie.

Om deel 1 te lezen, Proctor over de oud nieuws-strategie, klik hier.

Om deel 2 te lezen, Proctor over politiek en tabak, klik hier.

UPDATE 18-06-2016

Professor Proctor heeft de term 'agnotology' geïntroduceerd, meldt persbureau Bloomberg. Dit staat voor "cultureel geconstrueerde onwetendheid, gecreëerd door belangenorganisaties om verwarring te scheppen en de waarheid te onderdrukken bij een belangrijk onderwerp voor de maatschappij.” De tabaksindustrie is daar een goed voorbeeld van omdat zij jarenlang heeft ontkend dat tabak kankerverwekkend was en met zelf gefinancierd onderzoek heeft geprobeerd verwarring te zaaien.