De tabaksindustrie bepaalt zelf wanneer ze de tabakswet overtreedt
woensdag 19 juni 2019
OPINIE
De tabaksindustrie heeft, in strijd met alle internationale regels, sterke invloed op de wijze waarop de Nederlandse Staat gifnormen voor tabaksrook vaststelt. De marges om te handhaven zijn als gevolg van die bemoeienis veel te ruim. Dit kan afgeleid worden uit antwoorden van de staatssecretaris op Kamervragen van Henk van Gerven.
Door Frits van Dam
Tabaksfabrikanten moeten volgens de wet elke drie jaar aan de overheid laten zien hoeveel teer, nicotine en koolmonoxide (TNCO) er in hun sigaretten zit. Deze gegevens worden door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gecontroleerd. Het RIVM stuurt de resultaten vervolgens door naar de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Als de wettelijke normen worden overschreden, moet de NVWA in actie komen, dan moet zij handhaven.
Die wettelijke normen liggen ondubbelzinnig vast in de Tabaks- en rookwarenwet. Maximaal mag een sigaret 10 mg teer, 1 mg nicotine en 10 mg koolmonoxide uitstoten. Meer gif mag de roker per sigaret niet binnenkrijgen. Ook ligt vast in de wet hoe er gemeten wordt en wat de marges zijn waarbinnen er nog voldaan wordt aan de wettelijke normen.
Meetcorrecties
Het principe is goed te vergelijken met de marges of meetcorrecties die het Openbaar Ministerie hanteert bij snelheidsovertredingen. Hoe hard er waar en door welk voertuig gereden mag worden ligt vast in de Wegenverkeerswet. Om met 100 procent zekerheid te kunnen garanderen dat iemand te hard heeft gereden, worden bepaalde correctiefactoren gehanteerd. De politie trekt van de gemeten snelheid een paar kilometer af, bij minder dan 100 km/u: 3 kilometer meetcorrectie, bij meer dan 100 km/u: 3 procent. Het Nederlands Meetinstituut ijkt de flitsapparatuur en alles moet voldoen aan de voorschriften die krachtens de Regeling meetmiddelen politie zijn vastgesteld en zijn goedgekeurd door een daartoe bevoegde instantie.
In de Tabaks- en rookwarenwet ligt vast wat de maximumwaarden zijn die een sigaret mag uitstoten. En ook daar zijn meetmarges die aangeven welke afwijking van het wettelijk maximum nog toelaatbaar is. De marges die in de Tabaks- en rookwarenwet zijn vastgesteld zijn echter zeer ruim. Voor teer en nicotine 20 procent en voor koolmonoxide 25 procent. Dit betekent dat een sigaret met 12 mg teer (in plaats van 10), 1,2 mg nicotine (in plaats van 1) en 12,5 mg koolmonoxide (in plaats van 10) nog door de beugel kan. Daarboven grijpt de NVWA pas in.
Statistisch drijfzand
“De meetonzekerheden zijn vastgelegd in de voorgeschreven ISO-meetmethoden,” zegt staatssecretaris Blokhuis in antwoord op de Kamervragen van SP-Kamerlid Henk van Gerven naar aanleiding van een artikel op deze site. De NVWA past deze voorgeschreven meetonzekerheden strikt toe. Als je in de toelichting bij het betreffende wetsartikel gaat kijken, dan blijken de marges op statistisch drijfzand gebaseerd. “The conclusions within the report are based on practical experience of verifying these measurements in a number of different marketplaces underpinned by a theoretical consideration of the sources of statistical variation.” (NEN-ISO 8243.2013, IDT)
Om maar even de analogie van de meetcorrecties bij snelheidsovertredingen aan te houden: het is alsof je 155 km per uur rijdt waar je maar 130 km mag en de politie de overschrijding eerst vaststelt en vervolgens niets doet.
De vraag doet zich vervolgens voor, wie heeft deze marges bepaald? De meetmarges voor snelheidsovertredingen zijn vastgesteld door het Nederlandse Meetinstituut. De overheid draagt daar de volle verantwoordelijkheid voor.
Hoe anders ligt het bij het vaststellen van de meetmarges bij teer, nicotine en koolmonoxide (TNCO). De overheid heeft daarbij – in navolging van de Europese wetgever – gebruikgemaakt van Het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) en de International Organization for Standardization (ISO). Dit zijn geen organen van de Staat, maar private (inter)nationale organisaties die losstaan van de overheid en die het vrij staat een bijdrage te leveren aan de vaststelling van (inter)nationale normen voor de bemonstering van tabaksproducten en de vaststelling van schadelijke stoffen daarin.
Tot januari 2018 maakten de twee overheidsinstellingen die tot taak hebben de controle op de veiligheid van consumentenproducten (RIVM) en het handhaven van de veiligheid van deze producten (NVWA) deel uit van de Tabakscommissie van deze private organisatie. Acht van de tien zetels in deze commissie die bepaalt op welke wijze TNCO in sigaretten gemeten wordt, werden bezet door de tabaksindustrie. In mei 2018 hebben het RIVM en de NVWA hun zetel opgeven, omdat ze het niet meer verantwoord vonden deel te nemen aan een commissie die door de tabaksindustrie gedomineerd wordt. Waardoor de commissie nu geheel bestaat uit vertegenwoordigers van de tabaksbranche.
Flagrante tegenspraak
Dat de NEN-commissie de meetprocedure volledig domineerde bleek uit onderzoek van TabakNee en Radar Extra. Dit is in flagrante tegenspraak met de bedoeling van artikel 5.3 van het WHO Framework Convention on Tobacco Control (FCTC)-verdrag, waarvan de essentie immers is dat de tabaksindustrie ver blijft van iedere invloed op het tabaksbeleid van de overheid.
Blokhuis zegt hierover in zijn antwoord op Van Gerven: “Het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) en het International Organization for Standardization (ISO) zijn geen organen van de Staat, maar (inter)nationale organisaties die los staan van de overheid en die het vrij staat een bijdrage te leveren aan de vaststelling van (inter)nationale normen voor de bemonstering van tabaksproducten en de vaststelling van schadelijke stoffen daarin.”
Dat mag wel zo zijn, maar de Staat moet zijn regelgeving volgens het FCTC-verdrag beschermen tegen invloeden van de tabaksindustrie en doet hier dus precies het tegenovergestelde: de Staat verheft regelgeving die per saldo door de tabaksindustrie is geschreven tot onze eigen wetgeving. Een grotere schending van het FCTC is feitelijk niet denkbaar.
Tabaksbranchecommissie
Er zijn voldoende aanwijzingen in de literatuur dat de marges die door de NEN-ISO-commissie (lees tabaksindustrie) gehanteerd worden inderdaad buitengewoon ruim zijn, en in feite onder de 10 procent moeten liggen. De conclusie kan geen andere zijn dan dat de marges zoals gehanteerd door RIVM en NVWA 100 procent beïnvloed zijn door de tabaksindustrie, en alleen al om die reden onbruikbaar zijn. Het is raadselachtig dat deze instituten dit jarenlang hebben laten gebeuren en niet eerder aan de bel hebben getrokken. Voor de verificatie door RIVM en handhaving door NVWA moet door een onafhankelijk instituut een herhalingsonderzoek plaatsvinden om te kijken wat valide meetonzekerheden c.q. -marges zijn.
Conclusie
Trots afficheert de NVWA haar missie dat zij staat ‘voor de veiligheid van voedsel en consumentenproducten’. Voor veel zaken gaat dit waarschijnlijk op, maar níét voor tabak. We schreven er al eerder over.
De wettelijke gifnormen van 10 mg teer, 1 mg nicotine en 10 mg koolmonoxide worden door 40 procent van de sigarettenmerken overschreden, een deel met meer dan 10 procent. De marges om te handhaven zijn te ruim en zijn bepaald door een commissie gedomineerd door de tabaksindustrie. De NVWA weet het, maar verschuilt zich achter de wet, en de tabaksindustrie verschuilt zich weer achter de NVWA, zo blijkt uit antwoorden van staatssecretaris Blokhuis op Kamervragen van Henk van Gerven (SP). Maar als je goed kijkt, is het in feite zo dat de tabaksindustrie eerst de wet in elkaar gesleuteld heeft, de overheid – in strijd met diverse internationale verdragen – de tabaksindustrie haar gang heeft laten gaan en de tabaksindustrie nu triomfantelijk kan roepen: ‘Waar hebben jullie het over? We houden ons toch keurig aan de wet!’
De SRPJ beraadt zich op juridische stappen.
tags: tnco | RIVM | kamervragen | nvwa