Wat VVD-er Erik Ziengs gezegd heeft tijdens het debat over de Tabakswet
dinsdag 16 februari 2016
Vóór het Kamerdebat over de Tabakswet van 28 januari 2016 heeft TabakNee alvast voorspeld wat VVD-Kamerlid Erik Ziengs zou gaan zeggen tijdens het debat. Dit heeft Ziengs daadwerkelijk gezegd:
De heer Ziengs (VVD):
Voorzitter. Aan de orde is de wijziging van de Tabakswet ter implementatie van een Europese richtlijn. De discussie rondom de verkoop en het gebruik van tabak blijft actueel. Ieder jaar laait de discussie weer op, al dan niet ingegeven door nieuwe maatregelen om het roken te ontmoedigen. De VVD steunt het ontmoedigingsbeleid om jongeren onder de achttien jaar van het roken af te houden.
Ik neem u even mee terug in de tijd. Als jochie werd ik op pad gestuurd om sigaretten te gaan halen voor de verjaardagsvisite van mijn vader of moeder. Vrijwel alle ooms en tantes rookten, en meestal ook nog hun eigen merk. Bij bruiloften en partijen stond het rookwerk voor de gasten in van die glaasjes op tafel. U kent het wel. In cafés maar ook in restaurants werd volop gerookt. En dat is nog maar een generatie terug. Generaties die komen, zullen zich afvragen hoe dit allemaal kon. De gezondheidsrisico's waren toen nog niet volledig in beeld. Inmiddels zijn er de nodige resultaten bereikt, en dat is maar goed ook.
Vaak wordt het beeld geschapen dat verkopers van tabaksproducten het niet zo nauw willen nemen met de wettelijke regels. Mijn ervaring is anders. Sinds de zomer van 2015 ben ik namens de VVD woordvoerder op dit dossier. Als oud-ondernemer was ik toch wel benieuwd welke impact de wet- en regelgeving had op de winkeliers die zich bezighouden met de verkoop van tabaksproducten. Ik was ook wel heel benieuwd hoe zij de regels naleven. Ik bezocht een winkelier in Groningen die zich had gespecialiseerd in tabaksproducten, maar daarnaast ook lectuur en loten verkocht. Hij vertelde met enthousiasme over zijn winkel en over de wijze waarop hij de leeftijdscontrole uitvoerde en gaf daarbij aan dat niemand vanuit de politiek met hem wilde spreken. Europese regels zouden dat verhinderen. In mijn eerste algemeen overleg over het onderwerp tabak heb ik dit nog ter sprake gebracht. Als volksvertegenwoordiger moet je toch weten wat er op de werkvloer gebeurt.
Bedrijven hebben de laatste jaren laten zien dat ze bereid zijn om hun verantwoordelijkheid te nemen. Kijk naar de horeca. Het rookbeleid heeft daar tot enorme gevolgen geleid. Om de rokende gast toch van dienst te zijn, is er enorm geïnvesteerd in rookruimtes. Het personeel mocht immers niet blootgesteld worden aan rook. Als service voor de gasten staan er tabaksautomaten, maar daarmee gaat het niet goed. De nalevingscijfers zijn abominabel. De branche heeft de handschoen opgepakt en de eerste aangepaste automaten worden geplaatst voorzien van een goede ID-controle. Supermarkten doen inmiddels proeven met een andere wijze van uitstalling van de rookwaren. Zij pakken de handschoen dus ook op. Pomphouders zetten mystery guests in om te checken of hun medewerkers zich aan de regels houden bij de verkoop van tabak. Voorlichting en training van medewerkers staan hoog op de lijst van prioriteiten van deze bedrijven. Herkent de staatssecretaris deze inspanningen van de branche? Is hij bereid bij de evaluatie van het convenant dat met de supermarkten is gesloten rekening te houden met de verschillende verkoopkanalen, zoals de 18-plusomgeving?
De afgelopen jaren is een aantal illegale sigarettenproducenten opgerold. Dat die producenten er zijn, is een kwalijke ontwikkeling. Cijfers geven aan dat er 850 miljoen illegale sigaretten worden gerookt. Is de staatssecretaris het met mij eens dat hij beter hand in hand kan optrekken met de ondernemers die zich wel aan de regels houden om zo uiteindelijk het doel te bereiken? De boetes zijn stevig en de verkooppunten waar men zich niet aan de regels houden, kunnen en moeten stevig worden aangepakt. Dat moet echt beter. Is de staatssecretaris met mij van mening dat daar nog wel winst te behalen is? Het is niet aan ondernemers die zich wel aan de regels houden te verkopen dat mensen die de regels met voeten treden, daarmee weg kunnen komen. De nalevingscijfers moeten gewoon beter, maar ook de tijd speelt daarin een rol. Verkopers van drank en rookwaren weten mij te melden dat er al gewenning ontstaat om een ID te tonen bij aankoop van een product. Zo moet het ook gaan. Er moet tijd zijn om de maatregelen die nu worden genomen goed te laten landen.
Maar de naleving bij tabaksautomaten en restaurants die thuis bezorgen en dergelijke moet beter, om beter aan te sluiten bij de inspanningen van bijvoorbeeld supermarkten, tankstations en tabaksspeciaalzaken. En wel in de fout, dan handhaving! Mijn collega Arno Rutte heeft dit ook ingebracht: drie keer fout is dicht.
Het opplussen van de richtlijn uit Europa met nog niet bewezen effecten van extra maatregelen legt nog meer druk op de branche. De VVD vindt dat niet wenselijk. Eerst de richtlijn implementeren en vervolgens de effecten meten. Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegen aan?
Er zijn ook geluiden om de branche te verplichten om ID-verificatiesystemen aan te schaffen. Het maakt de VVD niet uit hoe de leeftijdsverificatie zal plaatsvinden. Als een ondernemer besluit om dat te doen middels een beveiliger voor de deur is dat zijn of haar zaak. De opdracht is simpel: geen verkoop onder de 18 jaar.
Een mooi voorbeeld is brood. In 1960 telde Nederland meer dan 10.000 warme bakkers. Tegenwoordig zijn dat er nog zo'n 2.500. Toch is er niet minder brood verkocht. Het indammen van het aantal verkooppunten schijnt volgens onderzoek geen effect te hebben op de hoeveelheid tabak die verkocht wordt. Daar moeten wij dan de oplossing ook niet in zoeken.
De voorzitter:
Dat geeft mevrouw Dik-Faber aanleiding voor een interruptie.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Dit is toch wel een beetje appels met peren vergelijken. Het aantal verkooppunten van brood is fors verminderd, maar Nederland eet er niet minder brood om. Volgens mij is een brood dagelijkse levensbehoefte. Wil de VVD nu zeggen dat tabak vergelijkbaar is met een dagelijkse levensbehoefte?
De heer Ziengs (VVD):
Ik zat op deze interruptie te wachten. Mevrouw Dik-Faber gebruikte eerder ook het voorbeeld van brood. Vandaar dat ik dit inbracht. Zo krijgt mevrouw Dik-Faber het even stevig terug. Wat is het geval? In haar inbreng noemde zij het voorbeeld dat in Nederland op 9.000 plekken brood gekocht kon worden, maar op veel meer plekken tabak. Ik ben daar even ingedoken. Vandaar dat ik het voorbeeld noemde. Het ging namelijk niet om brood, maar om bruin brood. Daar begon het al mee, mevrouw Dik-Faber. Vervolgens werden in de vergelijking van de KWF bij de verkooppunten van tabak ook de tankstations meegenomen, terwijl diezelfde tankstations ook brood verkopen, maar als broodverkooppunt werden zij weer niet meegerekend. Dus als het over appels en peren gaat, wilde ik hem even teruggeven. Als wij een bijdrage geven aan KWF die bedoeld is voor onderzoek, denk ik dat het dergelijke misleidende reclame beter niet kan doen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Laat ik teruggaan naar het onderliggende punt. Mensen hebben bepaalde producten nodig voor hun voedselvoorziening. Dat kan van tabak niet worden volgehouden. Uit allerlei onderzoeken blijkt dat zien roken doet roken. Beschikbaarheid van tabak zet mensen aan om tabak aan te kopen. Ze zien het, ze kopen het. Om die inhoudelijke reden, en omdat het geen dagelijkse behoefte is, is het toch alleszins gewenst om het aantal verkooppunten omlaag te brengen?
De heer Ziengs (VVD):
Wij staan daar toch anders in. Ik zei net al dat uit onderzoeken blijkt dat het verminderen van het aantal verkooppunten de hoeveelheid tabak die verkocht wordt niet indamt. Vandaar de stelling dat dat niet nodig is. Ik weet dat mevrouw Dik-Faber ook dolgraag de automaten in de horeca wil doen laten verdwijnen. Zij stelt dat er tenslotte niet meer wordt gerookt in de horeca. Dan stel ik haar de vraag: wat doen we dan met de condoomautomaten?
De voorzitter:
Wij beperken ons tot het onderwerp dat op de agenda staat. Dit is vreemd aan de orde van de dag. Vervolgt u uw betoog, mijnheer Ziengs.
De heer Ziengs (VVD):
We hadden het toch echt over de automaten. Vandaar dat ik een vergelijking maakte.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Voelt u zich persoonlijk aangesproken, mevrouw Dik? Het is namelijk niet de bedoeling dat een interruptie in drie termijnen wordt gedaan.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik weet het voorzitter. Maar ook hier is het weer appels en peren, want roken is slecht voor de volksgezondheid. De VVD wil toch niet zeggen dat vrijen slecht is voor de volksgezondheid?
De voorzitter:
Dit is een derde termijn in deze interruptie, dus dit beschouwen we als een mededeling. Ik geef het woord aan de heer Van Gerven voor een interruptie.
De heer Van Gerven (SP):
Ik neem aan dat de VVD geen bezwaar heeft tegen een coffeeshop in elke straat in Nederland.
De heer Ziengs (VVD):
In mijn tijd was een coffeeshop een zaak waar je een kopje koffie kocht, maar ik neem aan dat de heer Van Gerven een ander soort coffeeshop bedoelt.
De heer Van Gerven (SP):
Zeker. Dat weet de heer Ziengs ook. Laat hij gewoon antwoord geven op mijn vraag.
De heer Ziengs (VVD):
Ik begrijp heel goed dat de heer Van Gerven mij deze vraag stelt, maar ik begrijp niet helemaal waarom ik dan een uitspraak over een coffeeshop in elke straat. Volgens mij zijn daar ook richtlijnen voor.
De voorzitter:
Nee, mijnheer Van Gerven. Dit is de derde termijn. De heer Ziengs gaat over zijn eigen antwoorden.
De heer Van Gerven (SP):
Daar maak ik bezwaar tegen. Hij doet net alsof hij mijn vraag niet begrijpt en ontloopt zo een tweede termijn. Ik zou graag mijn tweede termijn in deze interruptie willen plaatsen.
De voorzitter:
Hij gaat over zijn eigen antwoorden. Er zijn twee termijnen. Ik zou dan uitwijken en op een ander moment een nieuwe interruptie plaatsen. De heer Ziengs vervolgt zijn betoog.
De heer Ziengs (VVD):
Een verstandig besluit van de voorzitter.
De voorzitter:
Dat is niet ter beoordeling van de spreker. Gaat u verder.
De heer Ziengs (VVD):
Dan de uitzondering. Rokers van sigaren zijn over het algemeen niet de jongeren onder 18 jaar. De staatssecretaris heeft dat ook onderkend en maakt gebruik van artikel 11 om deze producten te vrijwaren van zogenaamde "enge plaatjes", met uitzondering van de tekstuele waarschuwingen. Dezelfde argumenten gelden voor pijptabak. Dat is een zeer klein percentage van de tabaksmarkt. Een aantal bedrijven in Nederland houdt zich nog bezig met de productie daarvan. Hoewel niet specifiek genoemd, lijkt het de VVD dat deze productgroep ook onder artikel 11 kan vallen. Ik zou graag een bevestiging van de staatssecretaris hierover horen.
In de stukken wordt ook gesproken over nieuwe producten. Kan de staatssecretaris nader definiëren wat hij daaronder verstaat? Er werd zostraks bijvoorbeeld gesproken over het volume. Het zal toch niet zo zijn dat een sigarenfabrikant die het aantal sigaren in het cederhouten doosje vermeerdert, belemmerd gaat worden door een onjuiste interpretatie van deze definitie? Graag een reactie van de staatssecretaris.
Tot slot de vraag aan de staatssecretaris wanneer het definitieve Rookwarenbesluit en de daarbij behorende ministeriële regelingen bekend worden gemaakt. De VVD steunt de maatregelen zoals in de richtlijn beschreven en zal een-op-eenimplementatie in de wet steunen, waarbij de uitzondering artikel 1.11 opgenomen is. Maar meer, en nog eens meer, en nog eens meer is wat de VVD betreft op dit moment niet aan de orde.
Wel zal ik nog een subamendement indienen. Dat doe ik waarschijnlijk samen met collega Van Vliet, die weliswaar vanavond niet aanwezig is, maar mij hiervoor wel heeft gemachtigd. Met dat subamendement willen wij een lichte voorhang bewerkstelligen, zodat de Kamer nog kan reageren op een AMvB van de staatssecretaris. Daarbij gaat het met name om het aangekondigde amendement van het CDA en de PvdA.
tags: tabakswoordvoerder | politiek | VVD | tabaksbeleid