line

Waarom de EU geen deal met Philip Morris moet hernieuwen

vrijdag 05 februari 2016

OPINIE

De Europese Unie overlegt met Philip Morris International (PMI) over een verlenging van een overeenkomst over sigarettensmokkel die ze in 2004 hebben gesloten en die 9 juli aanstaande afloopt. PMI heeft aangegeven zeer tevreden te zijn over de samenwerking en gaat graag zo door. De EU is er nog niet uit. Er liggen allerlei valkuilen op de loer. TabakNee zet ze op een rij.

Door de webredactie

Over een paar maanden loopt de samenwerking tussen de Europese Unie en 's werelds grootste tabaksfabrikant Philip Morris International (PMI) af. Op dit moment bekijkt de EU of die samenwerking voortgezet kan worden. Ze is er nog niet uit, terwijl Philip Morris zeer tevreden is. Logisch want de tabaksfabrikant heeft door de overeenkomst het Europese anti-fraudebureau OLAF aan haar zijde gekregen, ze mag ondeugdelijke rapporten over smokkel verspreiden onder alle lidstaten en die rapporten aan vertegenwoordigers van de Europese lidstaten presenteren waardoor die vertegenwoordigers een international antirookverdrag overtreden.

In 2004 werd er een persbericht rondgestuurd waarin lovend over een 'landmark'-deal werd gesproken. De Europese Unie had namelijk een overeenkomst bereikt met Marlboro-producent Philip Morris (PMI). De EU had de tabaksfabrikant aangeklaagd omdat ze zelf deel zou hebben genomen aan tabakssmokkel. Door grote partijen te dumpen, kon de illegale markt voorzien worden van handelswaar. Illegale sigaretten zijn goedkoop omdat er geen accijns op wordt betaald, zo kunnen rokers ook in landen waar de prijs van een pakje hoog is, alsnog goedkoop hun nicotineverslaving onderhouden.

De overeenkomst hield in dat de rechtszaak niet verder voort zou worden gezet en dat PMI in ruil daarvoor een bedrag van 1,25 miljard euro zou betalen. Het geld zou moeten worden gebruikt om tabakssmokkel te bestrijden. De Europese instantie die belast is met de opsporing van illegale waar, waaronder tabak, heet OLAF. Die zou door PMI versterkt worden met extra trainingen. Ook zou PMI bij toekomstige inbeslagnames van illegale sigaretten die terug zouden leiden naar de tabaksfabrikant aan de desbetreffende lidstaten een vergoeding betalen voor de gemiste accijnsinkomsten. Én PMI zou ieder jaar onderzoek laten doen naar de tabakssmokkel om te zien of de maatregelen hielpen. Naast de EU tekenden ook tien lidstaten waaronder Nederland de deal. Na 12 jaar zou de overeenkomst verlopen. Dat is op 9 juli 2016. Nu is de vraag: hoe gaan de twee partijen verder? En in het verlengde daarvan ook de andere drie grote tabaksfabrikanten (Japan Tobacco International, Imperial Tobacco en British American Tobacco) die, nadat Philip Morris deze overeenkomst met de EU tekende, ook eenzelfde deal hebben gesloten.

Verkennende gesprekken
Volgens dit bericht in de EU Observer zijn er in 2014 voor het eerst verkennende gesprekken geweest tussen PMI en de EU over een mogelijke voortzetting van de afspraken. Daaruit is vooralsnog niets gekomen. Het hangt er vooral vanaf hoe de beide partijen op de samenwerking terugkijken. De EU Observer vroeg daarop – via een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur – de rapporten op die Philip Morris ieder jaar moet maken om te laten zien in hoeverre ze de overeenkomst zijn nagekomen. De EU besloot deze (altijd achter slot en grendel gehouden) rapporten vrij te geven. PMI schrijft in haar laatste rapport van 3 juli 2015 dat ze "zeer tevreden zijn met de uitvoering van de Overeenkomst". Alleen al die uitspraak moet wantrouwen opwekken. De industrie is zelden tevreden over de samenwerking met een overheid.

Volgens voorzitter van het projectteam Budget and Human Resources bij de EU Kristina Georgieva is de EU nog niet klaar met haar mening over de overeenkomst, maar is het grootste doel van de deal wel bereikt: het aantal PMI-producten is met maar liefst 85 procent minder aangetroffen tussen inbeslaggenomen illegale sigaretten in Europa. Ook is het totaal aantal in beslag genomen sigaretten afgenomen. In 2005 waren dit er nog 4,5 miljard en in 2013 ging het om 3,1 miljard stuks. Georgieva vermeldde de bron van die cijfers niet. Als ze kloppen zeggen ze op zich weinig: Hoe groot een illegale markt is, valt moeilijk te bepalen. Niemand weet hoeveel illegale producten wél de douane zijn gepasseerd.

Ondeugdelijk KPMG-rapport
Opmerkelijk is dat Philip Morris ieder jaar volgens de overeenkomst een onderzoek moet laten doen naar de markt. Die opdracht gunt PMI aan KPMG en dat resulteert in het STAR-rapport (later Project SUN genoemd). Deze rapporten hebben al voor aardig wat verwarring gezorgd. Toen OLAF in 2013 rapporteerde dat het aantal in Europa gesmokkelde sigaretten met 12 procent was afgenomen op basis van inbeslagnemingen, rapporteerde Philip Morris aan de hand van het KPMG-rapport dat het aantal in Europa gesmokkelde sigaretten dat jaar met 11 procent was toegenomen. Een verschil van 23 procent.

Niet heel gek dat de cijfers zoveel van elkaar verschillen. Op deze website en ook in Vrij Nederland is aangetoond dat het KPMG-onderzoek niet deugt. Professor Pim Levelt, oud-president van de KNAW, concludeerde daar over het KPMG-rapport: "Over de betrouwbaarheid en validiteit van de gebruikte maten krijgen we slechts globale aanduidingen en de relevante maten worden nergens gepresenteerd. Bovendien is er geen evidentie dat het rapport onderhevig is geweest aan peer review. Deze onvolledigheid impliceert dat de conclusies van dit rapport oncontroleerbaar zijn."

Hoe vaak dat ook wordt herhaald en opgeschreven, KPMG krijgt ieder jaar weer de opdracht toegewezen en de resultaten gaan naar alle Europese lidstaten toe en ook naar de media. In Nederland gaven Trouw en het Parool onlangs nog de ruimte aan Philip Morris om de cijfers toe te lichten zonder een kritische noot te plaatsen bij de betrouwbaarheid van het rapport.

Lidstaten slikken rapport voor zoete koek
Niet alle lidstaten blijken te beseffen dat ze een ondeugdelijk onderzoek onder ogen krijgen. In een van de door de EU na een Wob-verzoek vrijgegeven verslagen staat dat een lidstaat, waarvan de naam is weggelakt, tijdens een bijeenkomst (Nederland was hier ook aanwezig) KPMG 'feliciteerde voor het excellente analytische en statistische werk'. De vertegenwoordiger merkte daarbij op dat het KPMG-rapport 'het enige instrument is dat ze ter beschikking hebben om de wereldwijde trends en figuren te kunnen checken'.

Op vragen van Vrij Nederland aan OLAF liet het anti-fraudebureau weten dat de onderzoeksmethode onderdeel van de overeenkomst met de tabaksfabrikant is.

Als er al een nieuwe overeenkomst wordt gesloten, doet de EU er goed aan af te dwingen dat een onafhankelijk en wetenschappelijk uitgevoerd onderzoek zal moeten worden uitgevoerd, zodat er tenminste cijfers ontstaan die vertrouwd kunnen worden.

Daarbij zijn er vraagtekens gezet bij de slagvaardigheid van OLAF sinds de Overeenkomst met Philip Morris is gesloten. In dit artikel in The British Medical Journal (BMJ) schrijven professor McKee en Professor Gillmore dat OLAF haar scherpe houding is verloren ten opzichte van de rol die de industrie speelt in tabakssmokkel. Zo heeft het anti-fraudebureau bijvoorbeeld nooit medewerkers van Philip Morris ondervraagd, nooit informatie opgevraagd over de aantallen sigaretten die de tabaksfabrikant in opslag hield of bij handelaren heeft opgevraagd hoeveel sigaretten zij verhandelen. Daardoor zijn de cijfers en observaties die OLAF levert in twijfel te trekken.

Een ander voorbeeld van de tegenvallende houding van OLAF houdt verband met het zogenaamde Track & Trace-systeem dat, als onderdeel van de Europese Tabaksproductenrichtlijn, verplicht moet worden ingevoerd. Doordat pakjes makkelijk traceerbaar worden, valt beter te achterhalen door wie en waar sigaretten gemaakt zijn, zodat de vondst van illegale sigaretten makkelijker te herleiden en te behandelen is. De tabaksindustrie heeft hier haar eigen systeem voor bedacht dat Codentify heet. Uit wetenschappelijk onderzoek gepubliceerd in Tobacco Control blijkt dat dit systeem niet waterdicht is. Er valt dus alsnog moeilijk te achterhalen waar illegale sigaretten vandaan komen. Door voor dit systeem te kiezen, krijgt de industrie daarbij ook nog eens meer controle over de handelsketen, terwijl dezelfde industrie in het verleden zelf betrokken is geweest bij smokkel. Geen goede zet. Beter is, zo schrijven de auteurs in BMJ, een onafhankelijk systeem verplicht te stellen.

De industrie lobbyt, niet geheel verassend, tegen elke andere variant dan hun eigen systeem. Maar ze hebben, wel heel verrassend, daarbij hulp gekregen van OLAF. Het anti-fraudebureau is namelijk bang dat als de EU voor een ander systeem dan Codentify kiest, dit hun relatie tot de tabaksfabrikanten zal bemoeilijken. Daarmee bewijst OLAF vooral dat ze niet meer los van de industrie kan werken en dus moeite heeft afstand te bewaren.

Overeenkomst gaat tegen internationaal verdrag in
Ten slotte is er sinds de overeenkomst een andere kink in de kabel gekomen om de deal met PMI voort te zetten. Een jaar nadat de overeenkomst met PMI werd getekend, ratificeerde de Europese Unie het internationale antirookverdrag FCTC, een onder de vlag van de Wereldgezondheidsorganisatie zeer bijzondere overeenkomst tussen de aangesloten partijen om roken zoveel mogelijk tegen te gaan. In artikel 5.3 van dit verdrag staat dat alle lagen van de overheid contact met de tabaksindustrie vermijden als zij nieuwe regelgeving maken om de gezondheid te bevorderen.

Een deal sluiten met Philip Morris en andere tabaksfabrikanten maakt dat er een opening ontstaat waar de partijen nader tot elkaar komen en in gesprek kunnen gaan. Op 28 januari schreef de EU Observer nog dat een groep Europarlementariërs achter gesloten deuren met vier tabaksfabrikanten had gesproken over de verlenging van de overeenkomst. Achteraf wilden ze niet toelichten waarom dit niet in het openbaar kon plaatsvinden. Dit terwijl het FCTC-verdrag juist zegt dat als er al met de industrie gesproken wordt, dit open en transparant moet gebeuren.

Daarnaast werkt OLAF nauw samen met de industrie en biedt een KPMG-rapport weer een extra ingang tot een Philip Morris-presentatie in Brussel waarbij niet alleen OLAF maar ook vertegenwoordigers van de Europese lidstaten op afkomen. Zo komen zij met tabakslobbyisten in contact en kunnen hun zegje doen. In het eerder genoemde Vrij Nederland-artikel concludeerde de Vlaamse anti-rookexpert Luc Joossen al dat de industrie het KPMG-rapport inzet om te kunnen lobbyen voor het niet verhogen van de accijnzen. Hun argument is dat door een accijnsverhoging de smokkel van goedkope sigaretten wordt gestimuleerd, daarom zouden overheden hun accijnzen niet moeten verhogen. Terwijl juist wetenschappelijk is aangetoond dat een flinke accijnsverhoging het aantal jongeren dat met roken begint, flink zal verlagen. De tabaksindustrie zal daardoor vaste klanten en inkomsten gaan missen, de werkelijke reden waarom ze tegen een accijnsverhoging is.

Samenvattend doet de EU er goed aan de tabaksindustrie vooral op afstand te houden. Zoals het er nu uitziet heeft vooral de industrie baat bij een verlenging van de deal. Het KPMG-rapport geeft hen de mogelijkheid om de EU te belobbyen met ondeugdelijke informatie. OLAF is kaltgestellt en de industrie heeft een mogelijkheid om, ondanks artikel 5.3, toch met de Europese lidstaten in contact te komen. Kortom, de EU heeft aan het kortste eind getrokken en dat zal blijven doen als ze de overeenkomst met Philip Morris wordt voortzet.

tags:  Philip Morris | onderzoek | rechtszaak | Europa